Het Klais orgel
In de nasleep van de Wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen werd door de firma Klais uit Bonn een hele reeks prestigieuze nieuwe orgels gebouwd in België. De basis hiervoor werd gelegd door de ingrijpende verbouwing van het orgel van het Lemmensinstituut in Mechelen, die tot stand kwam met medewerking van de jonge Flor Peeters. Na de grote orgels in Antwerpen Christus-Koning en de Norbertijenenabdij van Tongerloo culmineerde deze reeks in de kathedraalorgels van Gent en Brugge in 1935 en 1936.
Toen in 1935 het doksaal van de Sint-Salvatorskathedraal verplaatst werd naar het westen, voor de torenmuur van het schip, kreeg de firma Klais de opdracht een nieuw orgel te maken dat aansloot bij de omvang en het belang van de kathedraal, met gebruikmaking van de historische kas van het oorspronkelijk Van Eynde-orgel dat sinds 1719 op het doksaal stond.
Hiervoor werd een nieuwe houten galerij gebouwd op een stalen frame boven het doksaal. Het grootste deel van het orgel werd op deze nieuwe bovenverdieping geplaatst. Het voormalige rugpositief werd geïntegreerd in de bestaande onderkast. Aan beide zijden werden stilistisch aangepaste pedaaltorens toegevoegd. Het Onderwerk werd verdeeld in een klassiek positief achter het rugpositief en vijf basisregisters in een eigen kleine zwelkast op de achtergrond van het doksaalniveau voor koorbegeleiding. Ook een elektrische speeltafel werd op het doksaal geplaatst.
Tegen de millenniumwisseling maakten meerdere tussentijdse ingrepen een nieuwe revisie onvermijdelijk. Daarnaast ontstond de wens om het van Eynde-orgel in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen en te plaatsen op een nieuwe galerij op de kruising van de zuidelijke kooromgang en het zuidelijke transept. Daardoor verloor het hoofdorgel op het westelijk doksaal al zijn historische kastdelen en frontpijpen.

Uiteindelijk werd besloten om een nieuw orgel in een opnieuw ontworpen kas - ontwerp: architect Luc Vermeersch, Brugge – te bouwen, met gebruikmaking van de in 1935 toegevoegde pedaalfrontpijpen en bijna alle oorspronkelijke Klais-binnenpijpen. De registerlijst werd aangevuld met enkele belangrijk geachte stemmen, waarbij gebruik werd gemaakt van de mensuren uit 1935.
De herziene speeltafel, aangepast aan de nieuwe omstandigheden, staat nu centraal in een nis van de onderkast. De nieuwe kast, die nauw aansluit bij de indeling van de kast van 1935, toont duidelijk de structuur van het instrument: boven de speeltafel het Onderwerk (achter de gevel in de zwelkast), daarboven het Middenwerk, en bovenaan het nu grotere Bovenwerk, alle geflankeerd door het Pedaal (Voetwerk).
De intonatie van 1935 werd gehandhaafd en gereconstrueerd waar inmiddels wijzigingen waren aangebracht. De toegevoegde registers passen naadloos in de klank van het orgel, dat door de toevoegingen een uitbreiding naar het symfonische bereik heeft ondergaan. Op 6 december 2022 werd het voltooide instrument opgeleverd.


Orgelbau Klais is gevestigd in Bonn, Duitsland, en heeft in meer dan een eeuw van orgelbouw vele grootschalige bouw- en restauratieprojecten over de hele wereld voltooid.
Het familiebedrijf werd in 1882 opgericht door Johannes Klais. Johannes studeerde orgelbouw in de Elzas, Zwitserland en Zuid-Duitsland. In 1906 introduceerde hij samen met zijn zoon Hans elektrische tractuur. Hans Klais nam het bedrijf over in 1925. In zijn tijd begon het kastontwerp onder invloed van de moderne tijd te staan en werden er ook ergonomische consoleontwerpen ontwikkeld. Hans Gerd Klais, de kleinzoon van de oprichter, nam in 1965 de leiding. Philipp Klais, de achterkleinzoon van de oprichter, studeerde orgelbouw in de Elzas, Frankrijk; in Duitsland; en in het buitenland. Hij runt nu het bedrijf van ongeveer 60 vaklui.

Het Van Eynde orgel
In 1717-19 bouwde orgelbouwer Jacob van Eynde uit Ieper zijn opus magnum voor de Sint-Salvatorskathedraal. Het instrument in Zuid-Vlaamse stijl, een opvallende mengeling van Hollandse en Franse barok, vond zijn plaats op het doksaal dat een afsluiting vormde tussen het hoogkoor en de benedenkerk. Het hoofdwerk was naar de kerk gericht, het rugpositief naar het koor. Dit rugwerk was bedoeld om de koordiensten van het kapittel te begeleiden. Omwille van het beeld van God de Vader op doksaal had de onderkast een zeer hoog gelambriseerd front.
In 1854 werden enkele aanpassingen doorgevoerd door L. Hooghuys, maar in de jaren 1901-1902 had men grootsere plannen. Men wou het orgel verplaatsen naar de ingang van de noordelijke kooromgang, wat echter niet gebeurde. Het orgel werd in 1902 wél hersteld en uitgebreid door J. Cloetens uit Brussel. Het vernieuwde orgel werd ingewijd op 22 augustus 1902.
In 1935-1936 vatte men opnieuw het plan op om het orgel te verplaatsen, ditmaal naar de westzijde van de middenbeuk. Deze verplaatsing, zowel van het doksaal als van het orgel ging wél door. Omwille van de nieuwe locatie moest het orgel volledig omgebouwd worden door de firma Klais uit Bonn. Het oorspronkelijk rugpositief werd geïntegreerd in de bestaande onderkast en aldus naar het schip gericht. Het orgel werd eveneens sterk uitgebreid met onder meer twee pedaaltorens waardoor het originele Van Eynde orgel opging in het totaal verbouwde grote orgel.
Na de vele interventies (1854, 1902 en 1936) bleef er uiteindelijk niet veel meer over van het originele orgel. In het eerste decennium van deze eeuw werd daarom beslist om het Van Eynde-orgel terug in zijn oorspronkelijke toestand te herstellen. Het was onmogelijk om het instrument opnieuw tussen het hoogkoor en de benedenkerk te plaatsen en men opteerde om het orgel op een nieuwgebouwd doksaal tussen het zuidtransept en de zuidelijke kooromgang op te bouwen.

Het Klais/Van Eynde orgel werd afgebroken in augustus 2019. De restauratie gebeurde in het atelier van orgelbouwer Guido Schumacher uit Eupen. Dit project omvatte de reconstructie van het historische Van Eynde-orgel waarbij de oorspronkelijke dispositie werd hersteld en uitgebreid met vier onafhankelijke pedaalregisters. In november 2021 werd gestart met de opbouw van het gerestaureerde orgel en het project werd in november 2022 afgerond.
De 18 de eeuwse orgelkast is versierd met allerlei ornamenten in Lodewijk XIV-stijl met opvallend blad-en volutewerk naast de twee zijtorens. Bovenaan staan drie grote beelden van Jan vander Plancke. Op de middentoren een dirigerende engel; op de zijtorens links Koning David met een harp en rechts H. Cecilia met een orgeltje. Vooraan zien we twee musicerende engeltjes met fluit en dulciaan.
Op het rugpositief (kant kooromgang) staan ook drie engeltjes: in het midden met een met een dwarsfluit, geflankeerd door een engel met een cello en met een viool. Het orgel is ongeveer 13 meter hoog en telt bijna 2700 pijpen (2688). Het gewicht is geschat op 11 ton.

Orgelbouwer Jacobus Van Eynde
De geboortedatum en -plaats van Jacob Van Eynde zijn niet bekend. Vermoedelijk was hij een zoon van Pierre van Eynde, die van 1684 tot 1718 organist was van de Sint-Elooiskerk in Duinkerke (Dunkerque, Fr.). Evenmin is bekend waar hij het vak leerde, maar naar alle waarschijnlijkheid waren Jan en Guilielmus van Belle zijn leermeesters.
Na een faam opgebouwd te hebben in Sint-Omaars (Saint-Omer, Fr.) mocht hij verschillende orgels leveren, onder andere in Brugge voor de Sint-Annakerk (1707-1709), de Sint-Trudoabdij (1711), het klooster der Dominicanen (of Dominicanessen?) - dit laatste orgel staat momenteel in de kerk van Stalhille -, en voorts in de omgeving van Brugge in de O.-L.-Vrouwekerk te Assebroek (1716?) en in de Sint-Pieters-Bandenkerk in Oostkamp (1717).
Zijn meesterstuk echter is het orgel dat hij in 1719 plaatste in de huidige Sint-Salvatorskathedraal.
Jacobus van Eynde overleed in Ieper op 17 januari 1729. Hij werd er begraven in de noordelijke zijbeuk van de Sint-Maartenskathedraal, wat wijst op een zekere welstand en aanzien.
